‘s-Heerenhoek is pas ontstaan in het begin van de 17e eeuw, dus geruime tijd na de Hervorming. Daardoor waren er weinig tot geen herinneringen aan een katholiek verleden. Het dorp was dan ook even ‘protestants’ als de dorpen in de directe omgeving.

Omstreeks 1710 waren er in ‘s-Heerenhoek maar ongeveer 40 katholieken op een totale bevolking van naar schatting 300 zielen. Vanaf 1760 kwam daar verandering in, voornamelijk doordat veel boerderijen in het dorp en de directe omgeving in katholieke handen kwamen. Boeren namen bij voorkeur katholieke knechten en meiden in dienst en hierdoor liep het aandeel katholieken in de totale bevolking snel op.

In 1797 zou de eerste katholieke kerk pas gereed zijn, maar vele katholieken vestigden zich al veel eerder in ‘s-Heerenhoek. Tot die tijd werd het hele platteland van Zuid-Beveland ( van Bath tot Borssele) vanuit Goes door één pastoor bediend. Pastoor Claus (1739- 1768) schrijft dat in de stad Goes de heimelijke godsdienstoefeningen aanvankelijk bij loting en toerbeurt werden gehouden bij katholieke burgers aan huis.

In 1635 werd daar een schuilkerk ingericht. Op het platteland van Zuid-Beveland werden de godsdienstoefeningen altijd gehouden op boerderijen in een kamer of op zolder, maar later ( door het groeiend aantal gelovigen) ook in de schuur. Ook in ‘s-Heerenhoek en omgeving waren verschillende kerkhoeven.

De eerste pastoor voor heel Zuid-Beveland werd in 1615 benoemd en was Johan Trutius. In 1616 werd hij opgevolgd door Joannes Griffinus. Beiden hadden geen vaste woonplaats, maar logeerden wisselend bij een aantal parochianen in de stad.

In 1635 werd in Goes een schuilkerk ingericht in een huis van kunstschilder Cornelis Eversdijk, de vader van de latere pastoor. De stichting van een afzonderlijke parochie voor het platteland valt wellicht rond 1650, toen Adriaan van Renesse werd benoemd als assistent van pastoor Cuijsten. In 1652 werd Jacobus Eversdijk landspastoor en in 1664 werd hij benoemd tot stadspastoor. Tegelijkertijd werd toen Jacobus Kemp als landspastoor aangesteld. Jammer genoeg ging deze pastoor zijn bevoegdheden te buiten door ook in de stad zelf bij particulieren de mis te lezen, terwijl hij zijn eigen parochie in de steek liet…. Hij stierf op 31-jarige leeftijd en zo kwam men weer met één pastoor voor stad- en landspastoraat te zitten.

Eversdijk wist wel te bewerkstelligen dat in 1665 zijn werkgebied (Statie) in tweeën werd gesplitst, waarvan het stadsgedeelte onder zijn jurisdictie viel. Een nieuwe pastoor zou het landelijke gedeelte krijgen. Men noemde die pastoor van het landspastoraat ook wel veldpaap. De eerste veldpaap was Fransiscus van der Lisse. Hij legde een doopboek aan, waarin de 29e december 1665 zijn eerste dopeling werd ingeschreven. Dit boek werd bewaard in ‘s-Heerenhoek.

In 1691 kocht de landsparochie twee boerderijen die als schuilkerken werden  ingericht. Eén boerderij in Ovezande en één in Dijkwel ( gehucht bij Kapelle). De plaats te Ovezande waar deze hoeve stond, heet nog steeds ‘de Tempel’.

Beide schuilkerken werden op 25 maart 1697 door protestantse oproerkraaiers geplunderd en vernield. Een ruzie over een gemengd huwelijk (in die tijd iets onmogelijks..) lag eraan ten grondslag. Wraak lag te wachten en de dagen erop werden katholieke boeren afgeperst en hun huisraad werd kort en klein geslagen. Pas na enige tijd kon het stadsbestuur van Goes weer de rust herstellen.

De meeste pastoors bleven in de 17e eeuw maar kort in dienst. Als oorzaken dacht men aan de eenzaamheid, onbegaanbare wegen en de uitgestrektheid van het gebied.Ook de vijandigheid van de andersdenkenden speelde een grote rol bij een vroegtijdig vertrek.

Op 1 augustus 1713 werd ene Melchior van Dreunen voor het land benoemd, maar hij was op zijn minst ‘merkwaardig’ te noemen als pastoor: hij had een voorliefde voor het zwakke geslacht; woonde samen met drie ongehuwde dames en dat was net teveel…. Iets later werd hij door de Magistraat van Goes de stad uitgezet en op 11 december 1721 vertrok hij voorgoed.

De daarop volgende pastoors hadden ook moeilijkheden en verschillende werden door wangedrag of ruzies onderling tussen stads- en landsparochie afgezet.


In 1795 kwam er pas een eind aan de impasse: de Franse Revolutie hielp ‘s-Heerenhoek om een eigen parochie te mogen stichten. Op 21 juli 1796 werd hier de eerste steen gelegd voor een nieuwe kerk, die op 14 september 1797 voltooid werd. Pas in 1798 werd hier de landspastorieeerste pastoor aangesteld: J.W. Fronhoff.

Door de oprichting van de parochie ‘s-Heerenhoek werd de landsparochie aanzienlijk verkleind. Heel het westelijk deel van Zuid-Beveland kwam onder ‘s-Heerenhoek te vallen.

In 1801 scheidde Kwadendamme zich af als zelfstandige parochie en Arnoldus van Kerkhoven werd hun eerste pastoor.

In 1801 vertrok Simon van Veen als landspastoor en werd het oostelijk deel van Zuid-Beveland ( het restant van de landsparochie) toegewezen  aan Cornelis Kuyper als pastoor. Hij stichtte in 1804 in Kapelle een eigen kerkje. In 1806 werd Kuyper ook waarnemend pastoor van ‘s-Heerenhoek, na het vertrek in februari van pastoor Fronhoff, die naar Schipluiden vertrok. Kuyper kende de streek omdat hij eerder kapelaan van de Landsparochie van Zuid-Beveland was geweest. In zijn waarnemerschap liep het aantal parochianen snel op.

Joannes Bonekamp kwam (pas) op 28 juni 1807 vanuit Amsterdam naar ‘s-Heerenhoek. De pastoor had geen makkelijke tijd, getuige de wensen van Heinkenszand om ook zelfstandige parochie te worden. ‘s-Heerenhoek zag dat niet zitten, maar men verweet de pastoor minder sterk gedrag. Op 9 juni 1814 werd pastoor Bonekamp gedwongen overgeplaatst naar Kudelstaart.

Op 15 maart 1814 kreeg de parochie ‘s-Heerenhoek pastoor Johannes de Zwager, die eerst in Hazerswoude had gediend. De kerk werd in 1822 onder zijn beheer belangrijk verbouwd en vanwege de stijging aan gelovigen in 1828 uitgebreid. Pastoor De Zwager werd geroemd om zijn verdrag dat hij sloot tussen de drie landspastoors ( De Zwager ‘s-Heerenhoek; Borsten uit Kwadendamme en Graes uit Heinkenszand) waardoor veel misverstanden en spanningen voor de toekomst werden voorkomen; er waren er teveel aan voorafgegaan…

In 1817 scheidt Heinkenszand zich als zelfstandige parochie afen dat is het eind van een lange onderlinge strijd. De Zwager legt in ‘s-Heerenhoek een eigen kerkhof aan in 1817 en de enorme schuld op het kerkgebouw wordt flink afgelost. Pastoor De Zwager zoekt middelen om het onderwijs aan kinderen te kunnen bekostigen en voor de mensen zocht hij wegen naar winterse werkverschaffing. Voor zijn grote verdiensten werd de pastoor door de kerkelijke overheid benoemd tot deken van Middelburg. De koning benoemde hem zelfs tot Ridder van de Nederlandse Leeuw. Ziekten kwelden hem op het eind van zijn leven, maar op 3 mei 1841 werd zijn stoffelijk overschot in ‘s-Heerenhoek begraven.

Op 14 juni 1841 kwam Arnoldus Tomas naar ‘s-Heerenhoek als pastoor. Hij was daarvoor onder meer werkzaam geweest in Gouda en in Middelburg. Onder zijn bewind werd in 1854 de eerste Katholieke lagere school gebouwd; wellicht een van de eerste in Nederland, na de vrijheid van godsdienst en onderwijs van Thorbecke in 1848. Op 10 december 1871 overleed hij, nadat hij oude schulden had vereffend; een nieuwbouwplan voor de kerk had gemaakt en een speciaal fonds had opgericht voor priesteropleidingen en katholiek onderwijs.

Op 31 december 1871 kwam pastoor Franciscus Wennen naar ‘s-Heerenhoek; daarvoor was hij pastoor van Spaarnwoude en Haarlemmerliede. Wennen nam de plannen van Tomas voor nieuwbouw van een kerk over en op 20 augustus 1874 werd de nieuwe kerk door de bisschop van Haarlem ( Mgr. Wilmer) waartoe ‘s-Houdefoto-kerk1890eerenhoek behoorde, ingewijd. Wennen startte ook de voorbereidingen voor een zusterschool, die in 1876 werd gebouwd. Op 75-jarige leeftijd vertrok hij op 30 maart 1900 naar Haarlem, waar hij in 1901 overleed.  In 1917 kwamen zijn stoffelijke resten naar ‘s-Heerenhoek.

Op 24 maart 1900 kwam pastoor Henricus Stoopman naar onze parochie, vanuit Heerhugowaard. Op 2 maart 1908 overleed hij (nog geen 58 jaar oud) en werd ook hier begraven.

kerk 1900Op 16 mei 1908 kwam Joannes Hellegers vanuit Voorhout naar ‘s-Heerenhoek; vergezeld door zijn beide zusters. Reeds op 4 oktober 1913 vertrokken zij allen weer naar Alphen aan den Rijn, waar hij tot pastoor/deken was benoemd.

Op 2 oktober 1913 kwam Alphonsius Schellart naar ons dorp; ook hij kwam vanuit Voorhout. Hij overleed op 30 juli 1924. Velen vonden hem een  heilige uitstraling hebben; hij gaf veel geld weg, liet mannen studeren en  ijverde voor kerkmuziek.

Op 12 september 1924 kwam Joannes Nuijen naar onze parochie als pastoor. Hij was toen al 51 jaar en kwam uit Moordrecht. Op 24 juni 1931 vertrok hij weer naar zijn volgende standplaats: ‘s-Gravenhage.

Op 4 juli 1931 kwam Marinus Vinck, hij werkte daarvoor in Anna Paulowna. Hij werkte aan de opkomst van de rooms-katholieke jeugdsportorganisatie. Hij was betrokken bij de koop en aanleg van de sportterreinen bij de kerk. Daarnaast richtte hij mede de korfbalvereniging ‘de Meeuwen’ op. Op 22 mei 1936 vertrok hij weer naar ‘s-Gravenhage.

Op 14 juli 1936 werd Antonius Kramer pastoor; hij kwam uit Dordrecht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij door de Duitsers uit de pastorie verdreven. Hij maakte zware tijden mee. Op 23/24 februari 1952 werd hier zijn gouden priesterfeest gevierd, maar op 27 april 1955 overleed hij in het St. Joanna ziekenhuis te Goes. Hij werd op het kerkhof begraven, vlak bij de Jeugdhoeve, dat mede onder zijn leiding gebouwd werd.

Op 27 mei 1955 kreeg de parochie Cornelis Holtkamp als pastoor. Daarvoor had hij verschillende functies beoefend, mede als leraar Latijns-Grieks op een seminarie te Heemstede. De overgang van zijn laatste post (De Rijp) naar ons dorp, viel hem zwaar (schreef hij in zijn memoires). Kerk, pastorie, zusterhuis, scholen de de Jeugdhoeve hadden allemaal hun glorie verloren…Ook het kerkbestuur bestond vooral uit  oude mannen ( van 80 jaar en ouder…) In de drie jaar dat hij pastoor was maakte hij de kerk tot centrum van het dorp door de grote pastorietuin te offeren voor de dorpsuitbreiding. Hij startte de verbouwing van de Jeugdhoeve en zorgde voor een nieuw Wit-Geel Kruisgebouw. Hij stond open voor contact met parochianen. Op 27 augustus werd hij deken en pastoor te Goes en ging in 1972 met emeritaat.

Alphons Douenburg werd op 28 augustus 1958 pastoor, nadat hij jaren daarvoor kapelaan was geweest in Bergen op Zoom. Hij was de eerste Brabantse pastoor van onze parochie! Op 6 oktober 1960 legde hij de eerste steen voor de nieuwe pastorie en op 6 september de eerste steen voor de nieuwe lagere Don Boscoschool. Op 17 september 1962 werd hij overgeplaatst naar Raamsdonkveer.

Zijn opvolger werd op 25 september 1962 Johannes Witteman. Daarvoor was hij in functie in Oud-Vossemeer. Op 10 november 1969 verongelukte hij met zijn auto te Gorinchem. Op 14 november werd hij op het kerkhof begraven.

restauratie 1995Cornelis Kroon kwam op 6 december 1969 naar ‘s-Heerenhoek als pastoor, nadat hij jaren gewerkt had in de regio Vlissingen/Souburg. Hij kreeg als bijzondere opdracht de kerk in verval weer in goede staat te brengen en met veel elan startte hij een tienjarenplan. Veel renteloze leningen werden door hem binnengehaald en zo kon ook het dak van de kerk, het orgel en  het kerkhof verbeterd/ uitgebreid worden. In februari 1976 werd de kerk een rijksmonument en dat leverde extra rijkssubsidie op. Ook kwam er een nieuw passend mortuarium bij de kerk, zodat opbaringen in het kruisgebouw verleden tijd werden. Op 17 september 1996 overleed hij, 82 jaar oud. Hij bleef tot het eind van zijn leven de parochie trouw, al was zijn zicht de laatste jaren erg beperkt. Ook hij wenste op het kerkhof begraven te worden.


interieur kerkIn de periode september 1996 tot en met november 2006 had ‘s-Heerenhoek geen eigen pastoor. Men werkte met teamleiders en een pastoraal team van de Bevelanden en Schouwen-Duiveland. Tom Brooijmans werd de eerste verantwoordelijke pastor in de parochie ‘s-Heerenhoek. Op 4 juli 2004 ging Tom Brooijmans met emeritaat.

Peter van Hecke was al sinds 1999 deken van Zeeland toen hij de eindverantwoordelijkheid kreeg voor de acht parochies van het Interparochiële Verenigingsgebied op de Bevelanden en Schouwen-Duiveland. Pastoraal werkers hielpen hem de vieringen en diensten in al deze parochies te verzorgen.

Sinds de dood van pastoor Kroon stond de pastorie leeg en werd deze enkel gebruikt als vergadercentrum. Het toenmalige parochiebestuur stemde in om in 2004-2005 deze pastorie grondig aan te pakken. Veel vrijwilligers stelden zich beschikbaar en zo kon op 1 mei 2005 pastoraal werker Erick van Brakel zijn intrek nemen in grote delen van deze pastorie. In september 2006 bleek dat hij hier minder goed kon wennen en vertrok hij weer naar Limburg terug, waar hij al eerder gewerkt had.

Hpastoraal team 2015et zou tot november 2006 duren voordat we een nieuwe bewoner kregen van onze verbouwde pastorie: Paul Vanluffelen werd – in eerste instantie voor een half jaar- aangesteld als pastoor van diverse parochies, waaronder die van ‘s-Heerenhoek. Per 1 oktober 2007 werd zijn benoeming verlengd. Ook Paul Verbeek werd pastoor, maar dan van Oost-Zuid-Beveland (Hansweert, Rilland), Ovezande, Kwadendamme en Schouwen-Duiveland (Zierikzee/ Burgh-Haamstede).kerkenheader_728x125


Op 1 januari 2013 kwam er een eind aan de lange geschiedenis van de H. Willibrordus-parochie van  ‘s-Heerenhoek. Vanaf die datum werden we parochiekern; een van de acht kernen binnen de nieuwe Heilige Pater Damiaanparochie, die uiteraard slechts één pastoor kende. Pastoor Paul Verbeek nam deze taken waar totdat de huidige pastoor Fons van Hees later dat jaar aantrad als nieuwe pastoor van de Pater Damiaanparochie.pater damiaan


Vrijheid van godsdienst:

de eerste parochiekerk van ’s-Heerenhoek
landspastorieBij het uitroepen van de Bataafse Republiek in 1795 werd onder meer de vrijheid van godsdienst gewaarborgd.  Dit leidde in ’s-Heerenhoek al snel tot de stichting van een rooms-katholieke Statie. Vermogende boeren brachten met de rest van de parochianen binnen korte tijd een bedrag van
£ 2373:13:1 vls bij elkaar. De bouw van de kerk en pastorie begon op 21 juli 1797. De kerk in ‘s-Heerenhoek was daarmee  de eerste na-reformatorische rooms-katholieke kerk van Zeeland.

Reeds op 14 september 1797 werd de nieuwe kerk in de Nieuwe Kraayertpolder gewijd door de landdeken van Zeeland,  J. van Ommeren en R.V. Claas, pastoor te Middelburg. De kerk had iets weg van een ‘hoeve’ als men keek naar de bouwwijze met kleine raampjes. De kerk was toegewijd aan de heilige Willibrordus en de heilige Blasius.

In eerste instantie werd de dienst in de nieuwe parochiekern waargenomen door de landpastoor uit Goes, Simon van Veen.
Op 11 december 1798 kwam Joannes Fronhoff als eerste pastoor naar ’s-Heerenhoek. Daarvoor was deze enige tijd nauw betrokken bij de landelijke politieke ontwikkelingen.

In 1816 werd een orgel aangeschaft van de Antwerpse orgelbouwer J.L. Bekkers en in de kerk geplaatst.

In 1818 volgde een marmeren vloer, het altaarkoor en een altaarschilderij ( Emmausgangers, Frans de Braekeleer).

In 1820 volgde een verbouwing van het kerkje.

In 1824 werd er weer verbouwd en werd de kerk versierd met grote kerkramen. De vorige ramen waren slechts ramen als van een pakhuis. Ook werd de schuld van het kerkje geheel afgelost.

In 1828 werd een ruim voorportaal aangebouwd met dezelfde harde steen. Boven de ingang prijkte een marmeren beeldhouwwerk van Petrus.

In 1834 werd een nieuw orgel van C.J. van Oeckelen uit Breda aangeschaft. Onderdelen van het oude orgel (1816) werden erin verwerkt.

In 1865 kwamen er plannen voor een nieuwe, grotere kerk. pastoor Tomas was initiatiefnemer, maar moest de uitwerking staken, omdat hij ziek werd en stierf in 1871.

Zijn opvolger, pastoor Wennen nam de plannen voortvarend op en legde contact met architect Th. Asseler uit Amsterdam. Op 26 januari 1872 legde hij zijn tekeningen voor, waarin zelfs rekening werd gehouden met verbouw van de toenmalige kerk ( kosten f. 9800.-). Op 2 juli besloot men toch een nieuwe kerk te laten bouwen.

Op 7 september 1872 volgde het eindbestek en voorwaarden voor een nieuwe kerk. De kosten ( f. 80.000.-) waren zodanig hoog, dat men de verbouwing van de pastorie en het koetshuis uit de plannen haalden.

Op 3 april 1873 werd de eerste steen gelegd en op 20 augustus 1874 werd de kerk door de Haarlemse bisschop G.P. Wilmer ingewijd. De kerk werd toegewijd aan de Heilige Willibrordus.

Bouwkundige beschrijving:

Driebeukige neogotische kruisbasiliek in vroeggotische vormen. Zuilen met knopkapitelen en gestucadoord-houten gewelven. Roosvensters in de eindgevels van het transept en de torengevel. Exterieur in sobere baksteenvormen met versieringen in gele steen. Hoge toren van twee vierkante geledingen en een kort achtkant met frontalen en spits. Neogotische altaren en koorramen uit de bouwtijd. Orgel met Hoofdwerk, Bovenwerk en vrij Pedaal, gemaakt in het laatste kwart van de vorige eeuw. Klokkenstoel met gelui bestaande uit een klok van Michael Burgerhuys, 1620, diam. 57 cm en een moderne klok.

Orgel

Het orgel (Rijksmonument) is 1907 gemaakt door B. Pels (Alkmaar). De neogotische orgel orgelkas liet hij in Antwerpen vervaardigen. In 1952 restaureert de firma Jos. Vermeulen (Alkmaar) het orgel in vervangt het pijpwerk van twee stemmen door nieuw. Na de kerkrestauratie herstelt in 1981 A.J.M. Remijn (Goes) de windvoorziening, wijzigt de dispositie en plaatst in het koor een tweede, elektrische speeltafel.

s-heerenhoek-willibrorduskerk orgelklavier

Dispositie
  • Hoofdwerk (manuaal 1): Bourdon 16′ – Prestant 8′ – Bourdon 8′ – Salicionaal 8′, vanaf c – Octaaf 4′ – Roerfluit 4′ – Quint 2⅔’ (1952) – Octaaf 2′ (1952) – Mixtuur 2′ 3 sterk – Trompet 8′.
  • Bovenwerk, in zwelkast (manuaal 2): Prestant 8′ – Holpijp 8′ – Viola di Gamba 8′ – Voix céleste 8′, vanaf c – Flûte harmonique 4′ – Speelfluit 2′ – Cymbel 1′ 2 sterk (1981) – Basson-Hobo 8′.
  • Pedaal: Subbas 16′ – Cello 8′ – Bazuin 16′.
  • Koppelingen: Hoofdwerk aan Pedaal – Bovenwerk aan Pedaal – Manuaalkoppeling.

Mechanische sleepladen (pedaal: pneumatisch). Manuaalomvang: C-f3. Pedaalomvang: C-d1. Toonhoogte: a1 = 435 Hz. Winddruk: 78 mm. WK (manualen), 88 mm. WK (pedaal).

orgelopname_24-04-2004_foto._Job_van_Nes_Zaandam_(5)

Zowel het kerkgebouw als het orgel zijn een rijksmonument. De kerk wordt tot op heden gebruikt door de parochiekern ‘s-Heerenhoek, die sinds 2013 deel uitmaakt van de H. Pater Damiaanparochie.

de pastorie

Op 21 juli 1796 startte de bouw van het eerste kerkje met pastorie.

In 1842 kwam het bestek met voorwaarden voor het bouwen van een koetshuis en paardenstal, benevens het maken van twee nieuwe privaten. In 1844 werd de pastorie vergroot.

Toen op 3 april 1873 de eerste steen werd gelegd voor de huidige kerk, was het ook de bedoeling dat de bestaande pastorie en koetshuis verbouwd zouden worden. Dat werd te duur en dus werden die uit de plannen geschrapt. De kerk werd gesloopt, maar de pastorie bleef staan….

Begin 1900 werd de voorgevel van de pastorie veranderd.404px-Heerenhoek,pastorie en tuin brandvijver

In de Tweede Wereldoorlog werd de pastorie gevorderd door de Duitsers en werd de pastoor uit zijn woning verdreven. Hij kreeg onderdak bij de zusters van het klooster en de kapelaan kreeg een kamer bij een familie vlak bij de kerk. Archiefstukken uit die tijd geven aan dat de pastorie veel oorlogsschade heeft opgelopen en de woning vervuild en verwaarloosd werd achtergelaten na vertrek van de vijand.

Op 22 juli 1955 presenteerde de bouwinspectie van het bisdom Haarlem een rapport over de bouwkundige staat van het gebouw en op 27 april 1960 kwam de bisschoppelijke goedkeuring voor nieuwbouw.

Op 12 juli 1960 werd de bouw aanbesteed voor een bedrag van f. 88.533,00. Architect was J.C.P. Loonen uit Breskens en het bouwbedrijf was J.F. Hopmans uit Goes. De toenmalige pastoor Douenburg ( de eerste Brabantse pastoor) wilde Brabantse grond onder de fundering hebben en bracht dat mee uit de tuin van zijn familie. De grond werd gestort onder zijn toekomstige werkkamer.

pastorie 1962

In 1963 werd door dezelfde aannemer een garage aangebouwd voor de prijs van f. 5420.-

 nieuwe kerk gebouwd op de kadastrale sectie B 174 schuin naast de oude kerk.

Situatieschets RK kerk

RK gebouwen 1949

situatie zoals die was in 1949. Herkenbaar op deze foto zijn de Sint Jozefschool, de Jeugdhoeve, het zusterhuis, de kerk en de pastorie.

Kadastraal RK kerk

Kadastrale sectie nr. 181 is de oudste begraafplaats van ’s Heerenhoek met daaraan grenzend nr. 178 de eerste RK kerk van Zuid Beveland van na de reformatie. Deze stond vóór de oude pastorie in kadastrale sectie 177.
De verdere eigendommen van de Rooms Katholieke kerk ter plaatse waren:

sectie 175 (weiland 0,421 hectare)
sectie 176 (tuin 0 hectare)
sectie 177 (pastorie 0 hectare)
sectie 178 (kerk 0 hectare)
sectie 179 (tuin 0 hectare)
sectie 180 (weiland 0,158 hectare)
sectie 181 (kerkhof 0 hectare)
sectie 182 (boomgaard 0,384 hectare)
sectie 183 (weiland 0,4 hectare)


het kerkhof

Deze pagina die hoofdzakelijk het Rooms-Katholieke tijdperk omvat vanaf het ontstaan van de Sint Willibrordusparochie in 1797 tot en met het einde van de zelfstandige parochie op 31 december 2012, is aangevuld met gegevens van de voorganger van de Sint Willibrordusparochie en, indien aanwezig, begrafenis-gegevens.
Op deze pagina vindt u informatie over begravingen die hebben plaatsgevonden op de verschillende Rooms Katholieke begraafplaatsen te ‘s-Heerenhoek vanaf het moment van aanvang met het noteren van begravingen, door pastoor J. C. de Zwager, tot en met de laatste begrafenis.

De eerste begraafplaats was gelegen op de plaats waar nu de brandvijver gesitueerd is terwijl de tweede, nog bestaande begraafplaats, op 13 maart 1873 is getekend en op 30 juli 1874 plechtig is ingezegend.

Het begraven geschiedde in regel nog te Heinkenszand en soms te Ovezande. Op 14 november was Pieter Maat de eerste overledene, die in de kerk van ’s-Heerenhoek plechtig werd beaard, maar in Heinkenszand werd begraven.
Op 4 januari 1805 werd Alida van Weersel, echtgenote van Willem van Meurs, op 81-jarige leeftijd als eerste in de kerk begraven. Bij die gelegenheid werd voor het eerst de nieuwe klok geluid en werden aan de armen liefdegiften uitgedeeld.

Het nieuwe gedeelte van de begraafplaats is op 10 juli 1968 in gebruik genomen met de begrafenis van de ‘s-Heerenhoekse huisarts dokter Willem Henri Christiaan Cornelis Johannes Lucas-Luijckx. Eind 1992 kwam er toestemming van de gemeente voor de laatste uitbreiding van de begraafplaats.

Gegevens  zijn zo compleet mogelijk waarbij gebruik is gemaakt van alle doop- en trouwboeken van de parochies van Heilige Willibrordus, de Heilige Blasius en de Heilige Bonifatius (alsmede van hun voorloper, de landsparochie van Zuid-Beveland). Dit zijn de kerken van respectievelijk ‘s-Heerenhoek, Heinkenszand en Kwadendamme.

Pastoor Fronhoff hield, voor de landsparochie, eveneens een begraafboek bij wat in eerste instantie heel veel begrafenissen te Heinkenszand vermeld naast enkele in de Noord Kraaijer te ’s Heer Arendskerke en te Ovezande. Op 4 januari 1805 wordt het lijk van Alida van Werssel, 81 jaar en 9 maanden, huisvrouw van Willem Meurs, als eerste lijk plechtig ín de kerk van ‘s-Heerenhoek begraven terwijl de kerk op die dag “opgepropt van volk zoo van Roomsch gezind als gereformeerde”.   

(Dit was de moeder van pastoor Fronhoff, met name Alida van Weerzel. [Bron: Kerkgeschiedenis van Zuid-Beveland door J. C. van der Loos, pagina 75, uitgave 1934]

Het origineel van het begraafboek, lopend vanaf 7 augustus 1814 tot en met 5 februari 1963, bevind zich in het Oud Archief van de parochie van de Heilige Willibrordus onder inventarisnummer 498 en wordt bewaard in het gemeentearchief van Borsele.


mortuarium:Begin jaren zeventig van de vorige eeuw nam het toenmalige kerkbestuur het besluit om op zoek te gaan naar een eenvoudige ruimte om overledenen op te baren. De kort daarvoor gebouwde seniorwoningen en de vele vrijgekomen woningen boden geen geschikte ruimte voor deze opbaring.

In samenspraak met huisarts, wijkzuster en bestuur van het Wit-Gele Kruis werd de leegstaande garage van het Kruisgebouw aangekocht. De aanvraag voor een vergunning voor het ombouwen van garage tot mortuarium werd op 3 april 1973 ingediend en de verbouwing zou f. 4500.- kosten.

Op verzoek van de kruisvereniging bouwde het kerkbestuur in ruil voor ruimteverlies een keuken aan het kruisgebouw. Vrijwilligers bouwden alles netjes om en zo ontstond in september 1973 een volwaardig mortuarium.

Uitbreidingsplan ‘de Blikken’ zorgde ervoor dat begin jaren negentig plannen werden gemaakt voor afbraak van het Kruisgebouw. Een ontsluitingsweg naar de nieuwe wijk zou anders moeizaam tot stand kunnen komen.

Op 6 september 1993 werden Kruisgebouw, mortuarium en nog een resterend deel van de kloostermuur gesloopt. Het kerkbestuur had ondertussen al besloten een nieuw mortuarium te laten bouwen.mortuarium

De eerste steen werd gelegd op 7 oktober 1993 door de toenmalige pastoor C. Kroon.  Op 30 december 1993 was het mortuarium klaar en werd meteen in gebruik genomen door een overledene.


bron: website Calishoek.nl/ samensteller Tom Nuijten

katholiek onderwijs

Onderwijs is zo vanzelfsprekend dat het moeilijk voorstelbaar is dat er ooit geen scholen bestonden en dat die ook niet nodig werden geacht.

Pas in de Middeleeuwen veranderde de samenleving zo ingrijpend dat er behoefte bestond aan onderwijs. Op de houten bankjes van de parochieschool schoven steeds meer kinderen aan.

Religieuze opvoeding

In het begin van de achtste eeuw staken monniken, onder wie Willibrordus en Bonifatius, vanuit Engeland de Noordzee over. Zij wilden de heidenen die het vasteland van Europa bevolkten, bekeren tot het christendom. Bonifatius werd in 754 bij  Dokkum vermoord, maar een van zijn leerlingen zou in diezelfde periode een kloosterschool bij Utrecht stichten. Daar werden jongens uit de hogere stand voorbereid op een leven als monnik of priester.

Karel de Grote bepaalde in 789 dat in alle bisschoppelijke steden in zijn rijk scholen moesten worden gesticht; zij waren alleen bestemd voor jongens. Al het onderwijs ging in het Latijn (lingua franca).

Pas vanaf de elfde eeuw werd onderwijs voor brede groepen in de Nederlandse samenleving toegankelijk. Kloosterorden speelden hierin een grote rol en rond 1200 kwamen ‘parochiescholen’ op, die verbonden waren aan door landeigenaren opgerichte parochiekerken. In die tijd moest elke parochie van de katholieke machthebbers in Rome een meester aanstellen. Meestal was dat de koster en voorzanger van de kerk. Echte schoolgebouwen bestonden nog niet; vaak gaf de koster les in zijn eigen woning en met harde hand handhaafde hij orde en gezag.

Op de parochieschool leerden de kinderen naast de basisbeginselen Latijn ( de taal van de kerk) vooral een godsvrezende christen te zijn en de pastoor bij te staan bij het zingen van de mis.

Rond 1400 was een zesde deel van de jongens wel eens in school geweest, maar in de oogsttijd waren de scholen op het platteland opvallend leeg. Kinderen moesten meehelpen op het land en van lieve deugd maakte men er ‘zomervakantie’ van.

De groote school

Vanaf de 11e eeuw ontstonden in de Nederlanden de eerste steden en daar maakten die parochiescholen een heel eigen ontwikkeling door. Handel en nijverheid waren hier zodanig ontwikkeld dat het voor ambachtslieden en handelaren erg handig was als zij een beetje konden schrijven, rekenen en lezen.

In de 14e eeuw begonnen de steden de parochiescholen over te nemen of stichtte men zelf eigen stadsscholen die de naam ‘Groote School’ kregen. De stad zorgde voor een schoolgebouw, maar aan het leerprogramma veranderde weinig. Naast Latijn kwam het Nederduits ( onderwijs in de eigen taal) naar voren. In de laagste klassen, die soms wel meer dan honderd leerlingen telden werd eerst gelezen, dan leerde men schrijven en vervolgens soms ook rekenen. Zodra men die basis onder de knie had, ging men van school af om te werken. Slechts enkelen volgden vervolgonderwijs en leerplicht bestond niet!  De leerlingen, onder wie zich ook meisjes bevonden, behoorden tot de stedelijke burgerij. De lagere standen en de plattelandsbevolking zouden pas in de achttiende en negentiende eeuw hetzelfde alfabetiseringsniveau bereiken.

De onderwijswet van 1806

De eenwording van Nederland rond 1800 (na de Franse Revolutie) bracht ook eenwording in het onderwijs. Niet meer gewesten, steden, de kerk of particulieren bepaalden de regels op school, maar de gloednieuwe nationale staat: het Koninkrijk der Nederlanden.

Sleutelfiguur was Adriaan van den Ende ( 1768-1846). Als landelijk onderwijsinspecteur was hij de drijvende kracht achter veel onderwijshervormingen.

De regels waren het resultaat van de Onderwijsweg van 1806 die Van den Ende zelf bij elkaar had gezet. Deze wet – onder Franse invloed opgesteld- bleef gelden tot de onderwijswet van 1857 en had grote gevolgen voor het lager (volks-)onderwijs.

Er kwamen schoolopzieners (voorlopers van de onderwijsinspectie van nu) die controleerden of er goed onderwijs gegeven werd. Tot die tijd waren het vooral predikanten en kerkelijke instanties die toezicht hadden gehouden. De scheiding tussen kerk en staat in 1798 maakte daar een eind aan!

Onderwijs werd een taak van  de nationale overheid en het schoolprogramma hoorde neutraal te zijn. Iets wat toen ‘algemeen christelijk’ betekende.

Het aanleren van psalmen en Bijbellezing verdween, want daar moesten de kerken voortaan zelf voor zorgen. Er kwamen nieuwe leerboeken waaruit onderwezen werd.

Klassikaal onderwijs verving in de loop van de tijd het traditionele ‘hoofdelijke’ onderwijs: de leraar riep de leerlingen niet meer een voor een bij zijn lessenaar (plak en pechvogel in de aanslag om de orde te handhaven); hij stond voor de klas aan het bord en volgde een duidelijke onderwijsmethode.

Kinderen zaten rij aan rij in de schoolbanken, gerangschikt naar leeftijd en niveau. Aparte lokalen voor verschillende klassen bestonden nog niet. Lijfstraffen werden afgekeurd,  maar de lichte ‘tuchtiging’ was toegestaan.

In ’s-Heerenhoek waren ze er vroeg bij. In 1852 werd door Deken Tomas (pastoor van ’s-Heerenhoek) het verzoek uitgaan aan het dagelijks bestuur van de gemeente ’s-Heerenhoek om een bijzondere school te mogen stichten. Een slimme zet, want kerkbesturen mochten ( volgens de toen geldende wet) geen verzoek doen, want dan zou de school een zogenaamde kerkelijke instelling zijn en dat wilde de meeste machthebbers absoluut voorkomen!

Allen belijdende den R.K. godsdienst en leden der R.K. Gemeente ondertekenden het verzoek, maar de schoolopziener ( Dr. Johannes ab Utrecht Dresselhuis)  en de Gedeputeerde Staten van Zeeland moesten eerst toestemming verlenen.

Zowel dominee Dresselhuis, als Gedeputeerde Staten waren negatief. Deken Tomas liet het er niet bij zitten en richtte zich later direct tot de minister Thorbecke. Dat had wel het gewenste succes en op 23 september 1852 kwam de toestemming op de pastorie – via het gemeentebestuur- binnen. In een dankbrief werd de minister verzekerd dat aan de jeugd steeds de eerbied voor God en voor de wettige overheden zou worden voorgehouden.

In 1854 kon de R.K. parochiale Sint Jozefschool in gebruik worden genomen.

Het gedenkteken Johannes ab Utrecht Dresselhuis is een monument in Wolphaartsdijk in de Nederlandse provincie Zeeland, ter nagedachtenis aan de theoloog Johannes ab Utrecht Dresselhuis (1789-1861).

Bronnen:

De canon van het Onderwijs, Emma Los, Booom Amsterdam 2012.

De parel van ’s-Heerenhoek, geschiedenis van de parochie H. Willibrordus 1795-2012, Tiny Polderdijk – van ’t Westende en Gerda Raas-Knuit, 2013, uitgeverij Calishoeck

Dorpen-serie Borsele, Jan de Ruiter, uitgegeven in opdracht van de gemeente Borsele, jaren negentig- 2004. De Koperen Tuin, Goes.